Notities bij het woord tekst in Het plezier van de tekst

work in progress

Zie voor een introductie de pagina Notities

Inleiding

Deze notitie richt zich op een drietal artikelen van Barthes die specifiek handelen over de Tekst en die een (on)mogelijke "theorie" van de Tekst schetsen:

In Roland Barthes door Roland Barthes schetst Barthes zijn werk in vijf fases. De boeken S/Z, Sade, Fourier, Loyola en Het rijk van de tekens plaatst hij in het genre van de tekstualiteit; Het plezier van de tekst in dat van de moraliteit (de eerste drie genres zijn: 'zin om te schrijven', sociale mythologie en semiologie). Toch is ook Het plezier van de tekst doordrongen van de Tekst, al markeert het een overgang waarin het subject opgaat in de tekst (het is het denken van het lichaam in talige staat, zoals hij dat in datzelfde fragment noemt).

Etymologie

Marie-Rose Logan onderzoekt in haar artikel Texte, Textus, Hyphos (L'Esprit Créateur, 1982) de etymologische achtergrond van het begrip Tekst bij Barthes.

"At different moments in the development of his enterprise, Barthes has delved into the connotations of the French "texte," the Latin "textus," and the Greek "hyphos." An examination of specific passages where Barthes discusses "text" will help us to gain a better perspective on the evolution of his theoretical stand as well as on the importance of coming to terms with some of the paradoxes inherent in a word which has come to take a central place in our culture. The sequence--"texte," "textus," "hyphos"- delineates the emergence of a writing space where linguistic models are displaced in order to open onto a questioning of the writing subject." (Esprit p 71)

1. Texte (Frans)
In de lezing Analyse structurale á props d'actes 10-11" uit 1969 geeft Barthes de volgende definitie van een tekst: "pour nous, un texte, c'est une parole qui renvoie a une langue, c'est un message qui renvoie a un code, c'est une performance qui renvoie a une compétence -tous ces mots etant des mots de linguistes. " (L'aventure sémiologique p 295)

De tekst is hier een te onderzoeken object, de plaats van onderzoek, waar de onderzoeker de achterliggende structuur van de tekst probeert te achterhalen.

2. Textus (Latijns)
In dezelfde lezing geeft Barthes ook de etymolgohjsce herkomst van de tekst: "un texte, comme l'etymologie même du mot le dit, c'est un tissu, une tresse de correlats" (L'aventure sémiologique p 299)

"The appeal of etymology establishes a link between the definition of texte, as un tissu, a finite piece of cloth offering itself as a unified entity, and that of texte, as une tresse de corrélats, an interwoven set of lexical entities which in turn evidence a network of lexies opening onto a composite theoretical pattern (Esprit p 72)

Met de verwijzing naar de etymolgie van het woord tekst worden ook andere connotaties tot leven geroepen: Tekst komt van het Latijnse woord textus welke op zijn beurt komt van het werkwoord texo, texui, textu, -ere. Texo, -ere werd oorspronkelijk gebruikt om het weven van een kledingstuk aan te duiden maar ook het vervlechten ('intertwining') of het aan elkaar koppelen ('interlocking') van ieders soort materieel inclusief dat door timmerlieden wordt gebruikt (Dictionnaire étymologique de la langue latine van A. Eernout en A. Meilleit, geciteerd in Esprit 73)

Het etymologisch woordenboek van van Dale geeft de volgende beschrijving:

tekst [bewoordingen] middelnl. tex(t) <fr. texte [idem] <lat. textus [weefsel, vlechtwerk, aaneengesloten reeks, inhoud, tekst], van texere (verl. deelw. textum)[weven, vlechten] (texere oorspr. timmeren, later weven gr. tekton [timmerman]

Het begrip tekst wordt nu uitebreid en meerduidig. Naast een weefsel wordt het nu ook een activiteit, dat van het weven. De wisselwerking tussen tekst (als object) en de lezer is nu tegelijk in het woord tekst aanwezig.

3. hyphos (Grieks)
In Het plezier van de tekst gaat Barthes een stap verder en krijgt de activiteit van de lexer/schrijver een nog nadrukkelijker plaats in het woord Tekst. Hij sluit nu aan bij de Griekse etymolgy van het woord:

Tekst betekent Weefsel; maar terwijl men dit weefsel tot nu toe steeds als een produkt, als een kant en klare sluier heeft opgevat, waarachter zich meer of minder verborgen, de betekenis (de waarheid) bevindt, benadrukken wij nu in het weefsel de generatieve gedachte dat de tekst door een onophoudelijk maaswerk ontstaat en zichzelf bewerkt; in dit weefsel - deze textuur - verloren, lost het subject zich op, zoals een spin die zelf in de constructieve afscheidingen van haar web zou opgaan. Als wij een genoegen zouden beleven aan neologismen zouden we de teksttheorie kunnen definiëren als een hyphologie (hyphos is het weefsel en het spinneweb).

Waar in textus de lezer/schrijver nog aan de tekst werkt, is hij in hyphos in de tekst opgenomen.

Arachne

Arachne, een inmiddels verdwenen gezelschap, dat gezamenlijk werkte aan de vertaling van Le plaisir du texte, dankte haar naam aan bovengenoemd fragment. Het fragment wijst terug naar een passage van de Metamorfosen van Ovidius waarin een jong meisje, Arachne genaamd veranderd wordt in een spin. In een speech bij de aanbieding van de Innerlijke ervaring, de vertaling van Bataille's Experience Interieur, op 13 juni 1989 in het Academiegebouw van de Universiteit Utrecht, werd de geschiedenis van Arachne als volgt verhaald:

"Arachne, een clubje tekstwevers, genieters van de tekst. We laten ons graag verleiden door teksten die zich naar de grenzen van de taal, naar de grenzen van het zegbare begeven [..] We schrijven, we lezen, we vertalen. Vertalen: een intensieve vorm van lezen, een manier om de tekst te doorleven. Geen van ons is vertaler van professie (..). Het maken van een vertaling van teksten van Bataille en van Barthes mag dan ook als een daad van overmoed worden opgevat. Een daad waarvoor wij echter niet zoals Arachne gestraft zullen worden.

Arachne, een zeer bekwam weefster, daagt Minerva, de dochter van Jupiter uit. Na een onbesliste strijd rukte Minerva haar veelkleurig weefsel van Arachen uiteen. Een weefsel dat de schanddaden, de slippertjes van de Goden voorstelde. Arachne kon deze vernedering, deze vernietiging van haar weefsel, niet verkroppen en verhing zich. Minverva op haar beurt kon dit niet aanzien, verloste de gehangene en sprak:

"Blijf weliswaar in leven, maar hang, vermetele. En opdat je geen hoop meer op de toekomst meer zult stellen, laat hetzelfde vonnis geveld zijn voor het nageslacht tot in zijn verste nakomelingen".

Vervolgens werd Arachne in een spin veranderd. Als een spin beoefent ze nu haar weefkunst, zonder hoop. Als een spin weven wij, vrienden van de tekst, verder."

zeven proposities over de tekst

In het artikel De l'oeuvre au texte uit 1971 (Ned vertaling van werk naar Tekst in: Raster 17) probeert Barthes het objekt Tekst te benaderen. Hieronder wordt van dat artikel een samenvatting gegeven, d.w.z. wordt het artikel herschreven door weglating van vele zinnen. Het artikel geeft zeven proposities en concludeert dat de theorie van de Tekst alleen kan samengaan met een praktijk van het schrijven.

1. Methode
De tekst (texte) is een methodisch veld. De tekst is alleen waarneembaar als productie, als werk in uitvoering. Hierin onderscheidt de tekst zich van een 'werk' (oeuvre). Het werk daarentegen is concreet, tastbaar, het is bijv een boek dat je in de hand kunt houden.
De tekst heeft geen einde; de beweging waaruit hij bestaat is het doorkruisen (traversée). Hij kan een werk doorkruisen of meerdere teksten.

2. Genres
Evenzo houdt de Tekst niet op bij de (goede) Literatuur; hij kan niet in een rangorde worden ondergebracht, zelfs niet in een eenvoudige genre-indeling. Wezenlijk voor de Tekst is integendeel (of precies) zijn ondermijnende kracht ten opzichte van de oude klassifikaties. Hoe moet je iemand als Georges Bataille klassificeren? Is hij romanschrijver, dichter, essayist, ekonoom, filosoof, mysticus? Het antwoord is lastig te geven, zodat men er in het algemeen maar de voorkeur aan geeft Bataille in literaire handboeken over te slaan. In feite schreef Bataille teksten of misschien wel alleen maar steeds een en dezelfde tekst.
De Tekst zoekt voor zichzelf een plaats voorbij de grens van de doxa. Letterlijk zou je kunnen zeggen dat de Tekst altijd paradoxaal is.

3. Het teken
De Tekst kan benaderd en ervaren worden in relatie tot het teken. Het werk beperkt zich tot een betekende. De Tekst daarentegen is eindeloos doende het betekende te ontwijken, de tekst is dilatories; zijn terrein is dat van de betekenaar.
Die generatie van de eeuwige betekenaar (te vergelijken met een eeuwigdurende kalender) op het gebied van de tekst komt niet tot stand door een organies rijpingsproces of een hermeneuties verdiepingsproces, maar eerder door een seriële beweging van verplaatsingen, verdichtingen en variaties. De logika die de Tekst reguleert is niet komprehensief (aangeven 'wat het werk wil zeggen') maar metonymies; de aktiviteit van associaties, kontiguïteiten en verwijzingen valt samen met een bevrijding van de symboliese kracht (zonder welke de mens zou sterven); het werk is - in het gunstigste geval - gematigd symbolies ( de symboliek loopt dwz. komt tot stilstand); de Teks is echter strikt symbolies: een werk is een tekst als men weet, ziet en ervaart dat dat het volledig symbolies van aard is.

4. Meervoud
De tekst is meervoudig. Dat betekent niet alleen dat hij verschillende betekenissen heeft, maar dat hij een meervoudige betekenis tot stand brengt: een onherleidbaar (en niet louter een akseptabel) meervoud. In de Tekst bestaan de betekenissen niet naast elkaar maar gaan er doorheen en kruisen elkaar; de Tekst beantwoordt derhalve niet aan een interpretatie, zelfs niet een liberale, maar aan een explosie, een uitzaaiing. De meervoudigheid van de tekst hangt niet af van de dubbelzinnigheid van de inhoud, maar van wat je zou kunnen noemen de sterografiese pluraliteit van de betekenaars die de tekst weven (etymologies is de tekst - textus-een weefsel). De lezer van de Tekst is te vergelijken met iemand die niets om handen heeft (iemand die in zichzelf alle verbeeldingskracht heeft laten vieren); deze nogal lege persoon wandelt (dat is wat de schrijver dezer regelen overkwam en het was bij die gelegenheid dat hij een helder idee van de Tekst kreeg) langs een dal waarin beneden een wadi stroomt (ik gebruik hier wadi om duidelijk te maken dat hij zich niet helemaal op z'n plaats voelt); wat hij ziet is veelvoudig, onherleidbaar, afkomstig van een onsamenhangende, heterogene veelheid van elementen en nivo's: lichten, kleuren, begroeiing, hitte, lucht, ijle flarden geluid, schelle vogelkreten, kinderstemmen van de overkant van het dal, paden, gebaren, kleding van inwoners dichtbij of ver weg. Al deze voorvallen zijn voor een deel herkenbaar: ze zijn afkomstig uit bekende kodes, maar hun kombinatie is uniek waardoor deze wandeling onderscheiden wordt van andere; en de wandeling is alleen herhaalbaar als verschil. Dat is er aan de hand in het geval van de Tekst: hij kan pas Tekst zijn in zijn differentie (wat niet wil zeggen: zijn 'individualiteit), zijn lektuur is eenmalig (wat iedere induktief-deduktieve tekstwetenschap tot een illusie maakt: er is geen 'grammatika' van de tekst) en toch geheel doorweven met citaten, referenties, echo's: allerlei vormen van kultureel taalgebruik (en welk taalgebruik is dat niet?), van oudere of meer recente datum, die de tekst geheel en al doorkruisen in een ruime stereofonie.

Iedere tekst is zelf weer intertekst van een andere tekst en maakt deel uit van het intertekstuele dat niet verward mag worden met een of andere oorsprong van de tekst: proberen de 'bronnen', de 'invloeden' van een werk op te sporen is gehoor geven aan de mythe van de afstamming. De citaten waaruit een tekst is samengesteld zijn anoniem, niet te traceren en toch reeds gelezen: het zijn citaten zonder aanhalingstekens.
De tekst zou daarom, in tegenstelling tot het werk, als motto de woorden kunnen nemen van de man die van de duivel bezeten is: 'Mijn naam is legio, want wij zijn velen' (Markus 5: 9).

5. Afstamming
De auteur wordt beschouwd als de vader en de bezitter van zijn werk; de literatuurwetenschap leert daarom respekt te hebben voor het manuskript en de bedoelingen die de auteur uitspreekt, en de maatschappij legaliseert de relatie tussen auteur en werk (het 'auteursrecht' dat in feite pas sinds kort bestaat, omdat het copyright pas rechtsgeldig geworden is sinds de Franse Revolutie).
De Tekst wordt gelezen zonder sinjatuur van de Vader.
De metafoor van de Tekst is die van het netwerk: als de Tekst zich uitbreidt is dat het gevolg van een reeks van kombinaties, van een systematiek. De Tekst is men daarom niet persé 'respekt' verschuldigd: hij kan gebroken worden; de Tekst kan gelezen worden zonder dat zijn vader ervoor instaat, de restitutie van de inter-tekst maakt paradoxalerwijs een eind aan iedere erfenis.
Niet dat de Auteur niet kan 'terugkeren' in de Tekst, in zijn tekst, hij kan dat echter alleen, bij wijze van spreken, als gast. Als hij romanschrijver is schrijft hij zichzelf in de roman in als een der personages, als een der figuren in het borduurwerk: zijn sinjatuur is niet meer het gevolg van een vaderlijk privilege, de uitdrukking van een oorspronkelijke waarde, maar een spelelement. Hij wordt als het ware een auteur op papier: zijn leven is niet meer de oorsprong van zijn fikties, maar een verhaal dat wedijvert met zijn werk. En niet het leven beinvloedt het werk maar het werk heeft omgekeerd invloed op het leven: het werk van Proust en Genet maakt het mogelijk hun leven te lezen als een tekst. Het woord 'bio-grafie' krijgt weer een sterke, etymologiese betekenis. Tegelijkertijd wordt de oprechtheid van het uitspreken - een ware 'beproeving' van de literaire moraal- een vals probleem: het ik dat de tekst schrijft is niets meer dan een ik van papier.

6. Lektuur
Het werk is doorgaans iets dat gekonsumeerd wordt. De Tekst (al is het maar doordat hij nogal eens onleesbaar is) ontdoet het werk (als het dat toestaat) van zijn konsumptie en behandelt het als spel, arbeid, produktie, praktijk. De Tekst vereist dus dat men de afstand tussen schrijven en lezen probeert op te heffen (of althans te verkleinen), niet door de projektie van de lezer in het werk te versterken maar door beide met elkaar te verbinden in een en hetzelfde proces van betekening (pratique signifiante).

In feite is lezen, in de zin van konsumeren, allesbehalve spelen met de tekst. 'Spelen' moet hier worden opgevat in heel de polysemie van het woord: de tekst zelf speelt (zoals een deur of een instrument met 'speling'); en de lezer speelt twee keer: hij speelt de Tekst zoals je een spel speelt, hij zoekt een praktijk die hem re-produceert; maar om te vermijden dat die praktijk enkel neerkomt op een passieve, interne mimesis (de Tekst is precies datgene wat aan een dergelijke reduktie weerstand biedt) speelt hij de Tekst in de muzikale zin van het woord.

De geschiedenis van de muziek (als beoefening, niet als 'kunst') loopt trouwens parallel aan die van de tekst. Er is een tijd geweest dat er talloze aktieve amateurs waren (althans binnen een bepaalde klasse), toen er tussen 'spelen' en 'luisteren' weinig verschil bestond. Daarna zag men achtereenvolgens twee nieuwe figuren verschijnen: allereerst die van de vertolker, aan wie het bourgeois publiek het spelen overliet (ofschoon het zelf nog een beetje kon spelen - kortom, de hele geschiedenis van de piano); vervolgens die van de (passieve) liefhebber die naar muziek luistert zonder zelf te kunnen spelen (de grammofoonplaat heeft in feite de piano vervangen).

De Tekst vraagt van de lezer een daadwerkelijke medewerking. Dat is een grote verandering want nu wordt de vraag: wie voert het werk uit? (Die vraag is gesteld door Mallarmé, die wilde dat het gehoor het boek zou produceren.) Tegenwoordig exekuteert alleen de kritikus het werk (in beide betekenissen). De reduktie van de lektuur tot het konsumeren van een werk is zeker ook verantwoordelijk voor de 'verveling die veel mensen ervaren wanneer ze te maken krijgen met een moderne ('onleesbare') tekst, avantgarde-film of schilderij: zich vervelen betekent dat men de tekst niet kan produceren, hem niet kan spelen, uit elkaar kan halen, hem niet aan de praat krijgt.

7 Plezier
Dit brengt ons op een laatste voorstel (stelling) aangaande de benadering van de Tekst: die van het genoegen. Ik weet niet of er ooit een hedonistiese estitika heeft bestaan (eudemonistiese filosofieën zijn op zichzelf al zeldzaam). Maar er bestaat zeker een plezier in het werk (althans in bepaalde werken). Ik kan met genoegen Proust, Flaubert, Balzac, en zelfs - waarom niet - Alexandre Dumas lezen en herlezen. Maar dit plezier, hoe intens ook, en zelfs als het vrij zou zijn van ieder vooroordeel, blijft voor 'n deel (tenzij er een uitzonderlijke kritiese inspanning voor nodig is geweest) een plezier op het nivo van de konsumptie; ik kan die auteurs immers lezen, maar ik ben me er tevens van bewust dat ik ze niet kan her-schrijven (ik besef dat men tegenwoordig 'op die manier' niet meer kan schrijven) -dat nogal droeve inzicht is voldoende om een afstand te doen ontstaan van mij en de produktie van die werken, precies op het moment dat hun verwijdering mijn moderniteit fundeert (wat houdt 'modern zijn' anders in dan het duidelijke besef dat men zulke werken niet nog eens kan schrijven?). De Tekst daarentegen heeft te maken met genot (jouissance), d.w.z. met het plezier zonder scheiding. Behorend tot de orde van de betekenaar heeft de Tekst op zijn manier deel aan een sociale utopie: vooruitlopend op de Geschiedenis (aangenomen dat deze niet kiest voor de barbarij) bewerkstelligt de Tekst zoal niet de transparantie van maatschappelijke relaties dan toch op z'n minst die van taalrelaties-de Tekst is de ruimte waarin geen enkele vorm van taalgebruik superieur is aan een andere, een ruimte waar alle taalvormen vrij circuleren.

Tot slot de Teksttheorie
Deze paar proposities vormen uiteraard geen duidelijk afgebakende Teksttheorie. Dat komt niet alleen door de beperkte vermogens van de persoon die ze naar voren brengt (die overigens op heel wat punten alleen maar rekapituleert wat er aan ontwikkelingen om hem heen plaatsvinden). Eerder heeft het te maken met het feit dat men voor een Theorie van de Tekst niet kan volstaan met een metalinguistiese uiteenzetting: de destruktie van de metataal, of althans (daar het noodzakelijk kan zijn er voorlopig gebruik van te maken) het ter diskussie stelIen van de metataal maakt deel uit van de theorie zelf. Het discours over de Tekst zou zelf niets anders dan tekst, onderzoek, werk aan teksten moeten zijn, omdat de Tekst de sociale ruimte is die geen enkele taalvorm ongemoeid of buiten schot laat, die geen enkel subjekt dat uitspraken doet de kans geeft de plaats in te nemen van rechter, leraar, analytikus, biechtvader of dekodeur. De theorie van de Tekst kan alleen samengaan met een praktijk van het schrijven.

Zie ook het lezenswaardige essay uit 1998 van Lisa Smith From work to Text?, destijds student van Brock University.

De tekst, en hoe nu verder.....

In 1975 geeft Barthes in zijn Roland Barthes door Roland Barthes in het fragment Doxa/paradoxa aan dat de (theorie van de) tekst te verstarren. Tijd om verder te trekken.

Doxa/ paradoxa

Reactieformaties: een doxa (een gangbare opinie) wordt geponeerd, onuitstaanbaar; om eraan te ontkomen postuleer ik een paradox; vervolgens wordt die paradox kleverig en zelf een nieuw stolsel, een nieuwe doxa, en ik moet op zoek naar een nieuwe paradox.

Laten we dit parcours nog eens afleggen. Aan de oorsprong van het werk staat de ondoorzichtigheid van de maatschappelijke verhoudingen, de valse Natuur; de eerste stoot bestaat dus uit het demystificeren (Mythologieën); omdat de demystificatie vervolgens in een herhaling tot stilstand komt, moet zij verschoven worden: de (sindsdien gepostuleerde) semiologische wetenschap probeert het gebaar, de mythologische pose te schokken, tot leven te wekken, te wapenen door het met een methode uit te rusten; deze wetenschap raakt op haar beurt verstrikt in een compleet imaginaire: het verlangen naar een semiologische wetenschap wordt gevolgd door de (vaak nogal trieste) wetenschap der semiologen; daarmee moet dus worden gebroken en in dit rationele imaginaire moet de kiem van het verlangen, van de rebellie van het lichaam worden ingebracht: dat wordt dan de Tekst, de theorie van de Tekst. Maar vervolgens dreigt ook de Tekst te verstarren: hij herhaalt zich, maakt zich te gelde in glansloze teksten, die getuigen van een behoefte om gelezen te worden en niet van een verlangen om te behagen: de Tekst neigt ertoe tot Gebabbel te verworden. Waarheen nu? Zover ben ik (p 78)


Work in progress

Een bespreking van de twee artikelen Jeunes chercheurs en Théorie du texte volgt binnenkort.

Andere teksten over de Tekst die nog aan bod komen:


colofon | cookies | afkortingen